top of page
HANDEN AF VAN ONZE LIEVE COLUMNISt

Columnisten krijgen in het (dag)blad waarin ze publiceren bij tijd en wijle via ingezonden brieven welgemeende adhesiebetuigingen. Da’s tof. Daarentegen is er, terecht of onterecht, ook wel forse kritiek, of zelfs grievend commentaar. Zo gaat dat en zo ervaar ik dit zelf sinds vele jaren. Zo werd ik ooit opgebeld door de hoofdredacteur van het Deventer Dagblad (thans De Stentor) die naar aanleiding van mijn column een ingezonden brief had ontvangen met een nogal antisemitische strekking. Hij las het voor en vroeg: “Wat zullen we doen, plaatsen of niet plaatsen?”. Plaatsen die shit’, was mijn advies. En zo geschiedde. 

 

Het wordt nu écht spannend, vrienden. Als je dus verder wilt lezen – en waarom zou je niet? - dan verwijs ik je graag naar het vervolg...

Ik ben van mening dat, zolang een ingezonden brief niet super agressief is, of deze kant noch wal raakt, dan wel met fysiek geweld wordt gedreigd – ook daar heb ik ervaring mee – een ingezonden brief best mag worden geplaatst. 

In mijn lijfblad Het Parool lees ik af en toe complimenten aan het adres van een columnist, en ook misnoegde teksten over wat die man/vrouw er nou weer heeft uitgekraamd. Persoonlijk vind ik, vermits goed onderbouwd, die laatste categorie het meest interessant.

Afijn. 

Natascha van Weezel – zoals bekend de dochter van topjournalist Max van Weezel - heeft een wekelijkse column in genoemd lijfblad. Haar handgeborduurde stukjes zijn vooral Vrolijk & Goedgemutst van aard. Daar moet je van houden. Haar stijl doet mij aan vervlogen tijden denken: Een ‘hemeltjelief-stijl’, zoals dit begin jaren vijftig werd genoemd. Ach, ik was toen nog een onbevangen jongetje. In die tijd bestonden er nog ‘typische’ jongens- en meisjesboeken. Bijvoorbeeld ‘Pietje Bell’, ‘DIkTrom’ en ‘De Scheepsjongens van Bontekoe’ voor de knapen. De meiden moesten het doen met onder andere: ‘De Olijke Tweeling’,’Een Zomerzotheid’ en ‘Rozemarijn’. Rammen en ooien waren strikt gescheiden, zal ik maar zeggen. 

Natascha van Weezel grossiert in lieftallige meisjesachtige – sorry voor deze formulering – columns, of anders gezegd: iene-miene-mutte verhaaltjes. Daar is kennelijk een lezerspubliek voor. Ook is het kennelijk zo dat de redactie van Het Hoogste Woord (de ingezonden brievenpagina in Het Parool) van mening is dat Natascha van Weezel - zoals bekend de dochter van topjournalist Max van Weezel - beschermd dient te worden tegen stoute commentaren aan haar adres. Dus worden dergelijke brieven onmiddellijk naar de prullenmand verwezen. 

Zo ook die van mij, naar aanleiding van Natascha’s fondanten gezever over een authentieke islamiet in Utrecht. Maar die toch, nochtans en desalniettemin een heuse lieverd is. Zo’n ruwe bolster die, naar blijkt – ha, je raadt het al! - helegaar geen hekel aan Joden heeft. Integendeel. 

 

De niet geplaatste ingezonden brief aan Het Parool – enigszins bewerkt:

 

Spannende achtervolging.

Ach, die lieve, lieve columns van Natascha van Weezel. De kneuterigheid kent in haar verhaaltjes geen grenzen. Wat een plezierig wereldje toch. Nou ja, af en toe wordt ze geconfronteerd met de Boze Buitenwereld, maar bij haar loopt het altoos goed af met de wonderbaarlijke maar gezellige gebeurtenissen die haar overkomen. Nu weet ik dat een ‘verhalende’ column een mix van Dichtung und Wahrheit kan zijn, maar bij haar krab ik me vaak achter mijn oren.

Zo schrijft ze op dinsdag 3 september na afloop van een concert achterop de fiets van haar vriend te zitten en dan ineens door een man die achter hen fietst wordt toegeroepen dat ze moeten stoppen. Hij roept ook: ‘Hé Israël, hé Israel’. Nu wordt het spannend. Hemeltjelief. 

Dus vriend gaat harder rijden. Ik hoor aanzwellend paukengeroffel, bij wijze van spreken 

Maar de achtervolger haalt hen in. Oei, als dat maar goed afloopt. Het blijkt een jongen van een jaar of twintig te zijn en ‘zijn zwarte krullen vallen over zijn gezicht’. Prachtig! Toch? Zwarte krullen, je mag mij er voor wakker maken. 

Het blijkt dat zwarte krullenkop haar davidsterretje heeft gezien en wil daar in positieve zin – nota bene als belijdend moslim - met Natascha over praten. Enfin, het loopt uiteraard goed af. En iedereen leefde nog lang en gelukkig.

Dat wil zeggen: Ik blijf met een prangende vraag eenzaam en alleen achter. Hoe kan iemand die - zoals de prozaïsche zwarte islamitische krullenkop - achter haar fietst, in godsnaam zien dat jij een kettinkje om hebt met een davidsterretje?

 

NATASCHA BELEEFT WEER EEN SPANNEND AVONTUUR.

 

PS 

De week na de zwarte krullenkop-affaire had Natascha een ‘ontnuchterende ervaring’ die ik wel héél erg fabuleus vind. In de betreffende column is nogal wat zenuwslopend gedoe aan de hand. Tja, klein hulpeloos meisje in grote vreemde stad. Want zij weet niet hoe ze op het Haagse adres moet komen alwaar ze een interview heeft. En daar staat de ontredderde journaliste dan. Plots denkt onze Tasch een oplossing te hebben, die in eerste instantie een desillusie bleek: ‘Op Den Haag Centraal vroeg ik de weg aan een aantal voorbijgangers. Ze keken mij wantrouwend aan en maakten zich snel uit de voeten.' Maar het komt toch weer goed, want: 'Alleen een bejaarde vrouw wilde mij helpen…''

Zou onze Tasch misschien het davitsterretje om hebben gehad? In dat geval kan ik mij de schrik en vlucht goed voorstellen. En tja, een oude - misschien wel bijziende – vrouw kan zich moeilijk snel uit de voeten maken. Het arme menske had gewoon geen andere keus dan onze Tasch behulpzaam te zijn.

Afijn, Ik heb de dag na die onthutsende column de proef op de som genomen. Bij winkelcentrum Brazilië vroeg ik de weg naar de Kattenburgerstraat - zo’n anderhalve kilometer verderop – ik woon daar niet ver vandaan. De vijf mensen die ik het vroeg waren gewoon aardig. Een van hen wist het niet precies, maar kon mij wel vertellen dat ik onder het spoorwegtunneltje door moest en het dan nog maar eens vragen: ‘Succes, hoor’. 

hond.JPG
bottom of page