top of page
IN OORLOG EN LIEFDe

Journalist/historicus Timo Waarsenburg vertelt in o.a. theaters en scholen het verhaal van Hans Beckman; militair, verzetsman en voormalig Auschwitz-gevangene, die daar zijn grote liefde vond - de Joegoslavische Noëmie Trpin.

Waarsenburg (45 jaar) presenteert een liefdesverhaal dat niemand onberoerd laat. Ik was bij een optreden in het Haagse theater Pepijn. (De cursieve tekstregels komen uit zijn voordracht)

 

Timo staat op het podium en zegt dat hij Hans Beckman heet, geboren in 1919 in Pontianak – Borneo. Hij vertelt over zijn leven in Nederland en studies aan de Koninklijke Militaire Academie en Technische Hoogeschool van Delft.

Mei 1940, ons land wordt bij de oorlog betrokken: ‘De universiteit in Delft is ondertussen gesloten en daarmee loop ik het risico om als dwangarbeider te werk gesteld te worden in Duitsland. Ik besluit daarom naar Engeland te vluchten, om me daar bij het leger aan te sluiten’.

Vluchten, samen met Rob, zijn jongere broer. Niet Engeland, maar Zwitserland moet het worden. Arrestatie bij de Zwitserse grens: ‘Mijn hart slaat over van schrik. Controle. Op de brug staan twee wachtposten. Omkeren kunnen we niet zonder argwaan te wekken. Dus we stappen brutaal op de mannen af. Vragen of het dorpje aan de andere kant van de brug Vaufrey is’.

Geïnterneerd in Frontstalag 122. Willekeur. De dood slaat toe:‘Plots valt mijn oog op een zwartomlijnde kennisgeving. Onze vrienden zijn alle vier ter dood veroordeeld wegens Feindbegünstiging! Hulp aan de vijand. Het vonnis is al voltrokken…’

Op transport, honger, dorst: ‘We gaan per trein: Beestenwagens met een paar ventilatieroosters met prikkeldaad ervoor en een poepton. In elke wagon worden 100 man gepropt. Waar de reis heen gaat, krijgen we niet te horen’.

Treinreis, hitte, dorst, honger: ‘Het is juli en bloedheet. Weer zoals je zou wensen in juli. Maar niet onder deze omstandigheden. Als we stilstaan, wat soms uren het geval is, is de hitte ondragelijk. De reis duurt naar ons gevoel eeuwen. In werkelijkheid zijn het vier dagen. Zonder eten, zonder drinken’.

Eindstation Auschwitz:‘Van spoorwegpersoneel horen we dat er een Lager in de buurt is. Op onze vraag of er gevangen worden vrijgelaten, krijgen we een grinnikend antwoord: “Ja, durch’s Kamin”. We kijken elkaar aan en kunnen niet bedenken wat 'ie daarmee bedoelt…’

Definitieve ontmenselijking: ‘Iedereen krijgt een papiertje met een nummer dat we in het Duits en Pools uit het hoofd moeten leren. Van nu af aan is onze naam niet meer belangrijk, zo wordt ons verteld’. 

Chaos, uitputting: ‘Op onze eerste dag schrijven we meteen ons eigen transport in. Van de 1250 die uit Compiègne zijn vertrokken, hebben er 1170 de treinreis overleefd. Drie weken later zijn er van ons transport nog maar 300 over. We blijken een goed transport te zijn!’

Untermenschen, slavenarbeid, gaskamers: ‘Om in Auschwitz dood te gaan hoef je bijna niets te doen: de gemiddelde levensduur is drie weken. Wie niet direct naar de gaskamers wordt gestuurd, sterft van uitputting en/of mishandeling. En ook daar hoef je niet je best voor te doen’.

Hans ‘ontmoet’ de 21-jarige Noëmi Trpin uit Ljubljana, waar ze rechten studeerde. Zij is als zogenaamd politischer Häftling op een vrouwentransport richting Auschwitz gezet: ‘Haar familie komt oorspronkelijk uit Gorizia in Italië, maar is daar vlak voor de oorlog vertrokken. Haar vader heeft niet veel op met het Italiaanse fascisme, en als Sloveense minderheid voelt hij zich in het nationalistische Italië bovendien gediscrimineerd’.

Op weg naar de gaskamer redt ze haar leven: Terwijl Noëmi naar de gaskamers loopt, zegt een van de begeleidende SS'-ers iets tegen haar in de trant van: ‘Jullie joden’. Noëmi reageert verbaasd en zegt: ‘Maar ik ben helemaal geen jood’. Dan hoor je hier ook niet! Letterlijk op de drempel van de gaskamer wordt ze als enige uit de groep getrokken.

1944. De nazi’s worden op alle fronten verpletterd en nemen maatregelen om hun genocide te verdoezelen: ‘In de tweede helft van 1944 worden de resten van ons transport bij elkaar geveegd. We krijgen te horen dat we een herscholing moeten ondergaan om ons nuttig te maken voor de totale Kriegseinsatz. In werkelijkheid willen de Duitsers hun genocide verborgen houden. Kampen die te dicht bij het langzaam opschuivende front komen te liggen, worden ontruimd. De gevangenen worden dieper Polen, Tsjechië of Duitsland in gestuurd’.

Noëmi en Hans zijn verliefd. Ze beloven elkaar na de oorlog te ontmoeten. Hans doet een huwelijksaanzoek.

1945. Het naziregime is verslagen. Vrede: ‘De tweede dag van de bevrijding zie ik de eerste colonnes Duitse krijgsgevangenen richting Oosten verdwijnen. Ik zou voldoening, overwinning moeten voelen. Maar ik zie een haveloze, moedeloos voort sjokkende stoet krijgsgevangen genomen Duitsers die in niets meer lijkt op het zelfverzekerde Herrenvolk van de afgelopen jaren. Eigenlijk tegen mijn zin voel ik een groots medelijden opkomen’.

Terug naar Nederland, terug naar Joegoslavië, Hans’ frustrerende ervaring met Nederlandse autoriteiten: ‘Na twee weken komen we aan op het station in Maastricht. Wat een deceptie. Waar we als kampoverlevenden in Frankrijk en België op elk station warm onthaald worden met eten en drinken, mogen we in Maastricht de trein niet eens uit’.

Het ‘IJzeren gordijn’ deelt inmiddels ons werelddeel in tweeën. Noëmie kan niet naar Nederland, beroepsmilitair Hans mag niet naar communistisch Joegoslavië. In 1947 zijn ze met de handschoen getrouwd, Noëmi Beckman komt naar Nederland.

 

Timo rondt zijn fascinerende voordracht af:‘Mijn naam is luitenant-kolonel buiten dienst Hans Beckman, ex Auschwitz-gevangene 45218. Overleden op 13 februari 2011’.

Het is stil, heel stil, voordat het ontroerde publiek applaudisseert.

bottom of page